Lonen mogen max. 0,4% stijgen

Zoals voorzien in de ‘Wet tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen’, heeft de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) vandaag zijn Technisch Verslag over de maximaal beschikbare marges voor de loonkostenontwikkeling in de periode 2021-2022 uitgebracht. 

De berekening van die marges was allesbehalve evident omwille van de impact van de coronacrisis. Toch heeft de CRB een robuuste en betrouwbare berekening kunnen maken, op basis van de vooruitzichten van de Centrale Banken voor de loonkostenontwikkeling in onze buurlanden, de vooruitzichten van de Nationale Bank van België en het Federaal Planbureau voor de verwachte loonindexering in België. 

Uit die berekening blijkt dat de door de sociale partners af te spreken toename van de reële loonkosten zich de komende twee jaar in ons land tussen 0% en maximaal 0,4% mag situeren. Die toename komt ‘bovenop’ de - volgens de Wet - gegarandeerde loonindexering (geraamd op + 2,8%) en baremieke verhogingen (tot + 0,5% in sommige sectoren). 

Dit technisch advies over de loonmarge van het CRB is traditioneel het startschot voor de besprekingen die moeten leiden naar een interprofessioneel akkoord 2021-2022.

De marge wordt geraamd op 0,9 % maar omwille van de wettelijk voorziene veiligheidsmarge van 0,5 %, blijft daar nog 0,4 % van over. De werkgevers hadden eerder gezegd dat er na de grootste crisis sinds WOII geen marge was voor de bedrijven.

De vakbonden van hun kant wilden alleen maar een ‘indicatieve’ (geen dwingende) loonnorm. Vanuit de idee dat bepaalde sectoren (zoals farma en supermarkten) het wél goed hebben gedaan in het voorbije jaar.

De gesprekken kunnen nu van start gaan. De vakbonden hebben al aangegeven dat zij willen praten over “een verhoging van de minimum- en lagere lonen, werkbaar werk, houdbare loopbanen, eindeloopbaan, duurzame mobiliteit en sociale begeleiding van herstructureringen”. Een hele waslijst dus.